Ik coach een directeur in het basisonderwijs. Zijn vraag aan mij is: hoe word ik professioneel gezien een betere directeur? Hoe richt ik mijn tijd effectiever in? Als introductie van onze coaching gesprekken heb ik hem gevraagd een biografie te schrijven, gericht op zijn werkende en privéleven (waar kom je vandaan en wat heb je gedaan?). In zijn werkend leven is het directeur geweest van een uitzendbureau, heeft economie gestudeerd. Hij heeft zich laten omscholen tot directeur van een basisschool. Dat doet hij inmiddels een aantal jaar, met veel plezier. Het blijkt dat zijn vader op de vaart had gezeten en zijn broer zelfmoord had gepleegd. Twee ingrijpende gebeurtenissen die in zijn werkend leven zichtbaar zijn geworden. Na een aantal openhartige gesprekken komen we erachter, dat er een persoonlijke vraag achter de professionele vraag tevoorschijn komt. De coachingsgesprekken doen we regelmatig wandelend, uit de school om helemaal los te kunnen komen van zijn dagelijkse praktijk. Een persoonlijke vraag is van invloed op zijn professioneel handelen. Ik vermoed een link naar zijn familiedynamiek en stel ik hem de vraag: “Voor wie of wat ben jij zo hard aan het werk?” Deze vraag blijkt leidend te worden voor de gesprekken die daarop volgen.
Symptomen
In de coachingsgesprekken vertelt hij dat hij elke dag moe uit school kwam. Hij zet zijn auto aan de kant van de weg om een half uurtje te slapen om bij te komen. Hij slaapt ’s nachts slechter en laat op school over zijn vermoeidheid niets merken aan het team, de ouders en de kinderen. Regelmatig maakt hij zich groot in de coachingsgesprekken: hij leunt dan naar voren, slaat met zijn vuist in zijn handen en geeft aan de “zaken aan te pakken”. Hij gaat daarin voorbij aan zijn eigen gevoel.
Tegelijkertijd lopen de kinderen met hem weg. Ze zijn dol op hem, komen graag bij hem langs. En hij staat altijd voor ze klaar, heeft altijd aandacht voor ze en kan echt contact met ze maken. Kinderen veinzen niet en dit bevestigt mijn vermoeden. Achter het “stoere mannelijke” gedrag (op het gevaar af dat ik generaliseer) gaat een sensitieve gevoelige man schuil, die met moeite kan verschijnen. Ik check dat bij hem en het klopt. Hij herkent het.
Situatie vanuit de familiedynamiek bekeken
Na deze waarnemingen bespreek ik met hem de mogelijkheid van een familieopstelling om zicht te krijgen op zijn familiedynamiek en hoe hem dat zou kunnen helpen. Hij stemt toe. Ik breng hem in contact met een familieopsteller met een specialisme in trauma’s. De directeur komt in grote verwarring terug van de opstelling, waar ik zelf niet bij ben.
Een aantal weken na de opstelling hebben we een gesprek over zijn verwarring. Hij kan er namelijk met zijn ratio niet bij. Hij begrijpt niet wat er gebeurd is. Ik vraag of we samen nog een keer kunnen kijken en of hij wil vertellen wat hij gezien heeft. Aan tafel zet hij de personen uit de opstelling nog een keer neer. Hij vertelt dat zijn moeder een last had gedragen en “de boel bij elkaar had willen houden”. Het gaat altijd met haar goed en aan haar buitenkant is niets te merken. Zijn moeder heeft hard moeten werken om de schijn op te houden. Opeens komt het inzicht: de directeur herkent hierin zijn eigen gedrag en ziet de patroonherhaling. Met zijn vader en oudere broer is er in de opstelling een zichtbare en voelbare competetiedrang.
De verwarring begint zich te ontwarren: in gedrag ziet ‘competetiedrang’ en ‘hard werken om de schijn op te houden’ er bijna hetzelfde uit. Het uit zich in: succesvol, aanpakken, het-gaat-goed-met-mij-gedrag. De gezonde competetiedrang heeft de directeur met zijn vader en oudere broer, het harde werken neemt de directeur over van zijn moeder. De competitiedrang komt vanuit een natuurlijke drijfveer, het harde werken om de schijn op te houden is aangeleerd en daarmee geen authentieke drijfveer. De combinatie van de competitie en het harde werken versterken elkaar en leiden tot de grote vermoeidheid, tot een burn-out.
Ik check of het onderscheid tussen competitie en het harde werken om de schijn op te houden klopt. Dit is de tweede verheldering in het gesprek. Hij is zichtbaar opgelucht. Hij schakelt zelf snel en stelt de vervolgvraag: “Wat betekent dit dan voor mijn professioneel handelen?”
Van bewust onbekwaam naar bewust bekwaam
Om dit beeld te vertalen naar de praktijk doe ik hem de suggestie om eerst bewust te gaan waarnemen. Deze twee lijnen hebben jarenlang door elkaar heen gelopen voor de directeur. De eerste stap is dus om de verschillende insteken te gaan herkennen: wanneer volg ik mijn gezonde competetiedrang en wil ik iets bereiken in mijn werk? En, wanneer ga ik de schijn ophouden en hard werken? We spreken af dat hij aan het eind van de dag terugblikt en ervaart waar het gezonde competitie is en waar het ‘de schijn ophouden’ is. Hiermee ronden we dit gesprek………
22 augustus 2017 door sander